Deel 4 over convergentie rondom de automobiel.
De essentie van de auto blijft beweging, mobiliteit, je voortbewegen. En het blijft natuurlijk gaan over al die andere kwaliteiten van de auto: over status, imago, over fun. De basis-eigenschap van de auto die lijkt wat naar de achtergrond te verschuiven, doordat allerlei technologieën in en rondom die auto zich ontwikkelen en met elkaar verweven raken. Met de mobiele telefoon nemen app-en, mailen, social media het directe contact, de communicatie over. Informatie in allerlei verschijnings-vormen (tekst, beeld, geluid, muziek…) wordt dominant, en biedt kennis, entertainment. Afstanden doen er niet toe, toegankelijkheid is er 24/7. Data, communicatie en connectiviteit zijn toverwoorden.
Toch die computer op wielen.
Met de automobiel zien we een herkenbare ontwikkeling. We begonnen ooit met een ding op 4 wielen(meestal) en een motor, waarmee we van A naar B, van hot naar her, konden reizen: sneller en comfortabeler dan ooit tevoren. En dus gaan we meer reizen, ons meer verplaatsen. Vergelijkbaar met de veranderende functie van dat mobieltje, werd de auto al snel veel meer dan een vervoermiddel. Die auto kreeg allerlei niet direct (basis)functionele eigenschappen: gewoon leuk om te hebben, status, identiteit, erbij horen. En tegelijkertijd werd die auto volgestopt met andere technologie, vaak direct gerelateerd aan de primaire functie (verplaatsing, rijden), de aandrijving, constructie etc. Maar steeds meer gericht op afgeleide functies: het vergroten van veiligheid, van comfort, status, fun (Freude am Fahren, blij dat ik rij), behoefte aan schoonheid, onderscheidend vermogen.
De auto, dat ben jezelf.
Zo wordt die auto in toenemende mate een verlengstuk van onszelf, bijna een woonruimte, werkplek, recreatiehok, slaapvertrek. Waarbij alle daarbij horende technologie en functionaliteiten worden gekopieerd naar die auto, waarin we nog steeds een bescheiden aantal uren doorbrengen. De afmetingen van de auto nemen toe, de massa neemt toe, het bekende obesitas-probleem. Dat romantische gevoel, de sensatie van direct contact tussen mens en machine, de kick om die auto en power te controleren, het is grotendeels verdwenen. We rijden op de automatische piloot. De auto stuurt zichzelf, en daarmee verdwijnt dus die ooit wezenlijke rol als actief betrokken bestuurder.
De reis: niet het doel, maar de weg ernaartoe.
De mobiliteits/verplaatsingsfunctie verschuift naar de achtergrond, we willen nog wel een doel bereiken (van A naar Beter) maar het gaat inmiddels meer om “de weg ernaartoe”, om de tijd die we doorbrengen in die auto. En daarin zit dan ook een groot deel van onze waardering voor die auto. In het ontwerp van auto’s zal het dan ook meer gaan om het interieur dan om de buitenkant, met het bekende risico dat het ook in de auto veel copiëren en “me too” wordt. De convergentie van technologieën leidt tot divergentie in de functies van een auto, het verdwijnen van de basisfunctie, namelijk mobiliteit van A naar B. Dat gaat de komende decennia nog leiden tot spectaculaire veranderingen IN de auto, het ontwerp, functionaliteit, bezit/gebruik, de waardering door de consument van die auto.
Veranderen, maar nu even niet?
Dit betekent dat bij de aanpak van problemen met betrekking tot vervuiling, uitstoot, klimaat, congestie etc. de consument niet alleen met rationele argumenten kan worden overtuigd en verleid. Het laten staan van die auto is niet zomaar een keuze voor een ander vervoermiddel
of het verminderen van het aantal reiskilometers. Maar die consument wordt direct geraakt in zijn/haar ego, persoonlijke voorkeuren, emoties, trots, status etc. en dan is dus de stap uit die auto ineens een grote. Veel campagnes en acties om dat autogebruik (bezit?) te reduceren, zijn op deze overweging gebaseerd. De consument wordt aangesproken als burger, op zijn verantwoordelijkheid, het algemeen belang van mensen nu en toekomstige generaties, “feel good” als je die auto wat vaker laat staan. Maar dat gevoel van vrijheid en eigen keuzes, en al die “attributen” als gemak, plezier, die status, het kunnen genieten van die mooie stijlvolle auto met alle luxe en comfort, het maakt die overstap lastig.
Vanuit het perspectief van technologie en convergentie zal het accent dus verschuiven van de auto zelf en de basisfuncties daarvan naar een multifunctioneel ding dat toevallig ook nog rijdt. En de focus verschuift naar gebruik en gebruiker, van buitenkant naar interieur, en vervolgens naar de omgeving van die gebruiker en van de auto: de stad, de infra, maar ook abstracter: klimaat, milieu, bebouwde omgeving, leefbaarheid, sociale en maatschappelijke vraagstukken. de auto als een van de linking pins tussen al die variabelen. Technologische convergentie is dan nodig om de breedte in functies en scope in te vullen op een goede, veilige en betaalbare manier.
En wat doen de OEM’s, de autofabrikanten? Ze zijn bezig met meer technologie, de concurrent copiëren, (quasi)onderscheidend worden of de achterstand op die concurrent reduceren. Veranderen doen ze in kleine stapjes, daarmee houden ze het spannend (zo is de gedachte), en blijft de prikkel tot aanschaf van een volgende auto. Ondertussen houden fabrikanten elkaar, gedreven door angst, in een dodelijke houdgreep, stellen verandering uit (zware tijden, prijsdruk, oneerlijke concurrentie en staatssteun) en blijven we vooral dicht bij de auto zoals die (gisteren) was: we kijken in de achteruitkijkspiegel, en zien het op ons afkomende gevaar voor ons niet of te laat (of ontkennen het); met de klassieke sussende opmerking dat een gevaar of bedreiging ook kansen kan bieden.
Big Brothers are watching us.
Terug naar die mobiel in combinatie met de automobiel. De combinatie ligt al lang erg voor de hand natuurlijk. Maar we zijn al een paar stappen verder. Het is niet meer zo dat we een mobiele telefoon, een beeldscherm en een computer in een auto bouwen. Maar de auto zelf is inmiddels die rijdende mobiel, die rijdende computer. Dit beeld gebruiken we al langer natuurlijk maar technologie dendert door. De auto is zelfrijdend, communiceert voortdurend met andere auto’s, met infrastructuur, met je garage of verzekeraar of met de overheid. Mooi allemaal, maar we zien inmiddels de keerzijde. Data, en het vermogen om die te combineren en er informatie aan te ontlenen, zijn eindeloos. Handig allemaal, goed en veilig en leuk. Maar “big brothers are watching us” en gedragen zich niet altijd netjes. We zien de industriële spionage, we zien (of eigenlijk zien we het niet) de ongekende mogelijkheden van data die we zelf mede genereren, maar onderkennen het gevaar niet. We onderkennen de waarde (letterlijk in geld) niet van al die data. We worden in toenemende mate afhankelijk van data, van de hardware die we daarbij nodig hebben, van de grote spelers die dominant zijn, en voorlopig geen last hebben van de Wet van de remmende voorsprong” maar vooral werken volgens de “regel van de versnellende voorsprong”.
Dit was deel 4 over convergentie. Er volgen meer blogs.
Hans Groenhuijsen, 12 maart 2025.
T 06-52 58 95 85
M hans@hansgroenhuijsen.nl
I https://www.hansgroenhuijsen.nl
Linked https://www.linkedin.com/in/4fieldshansgroenhuijsen/\
. Wekelijks mijn blog ontvangen? Meld je aan via “aanvraag artikelen” op
https://www.hansgroenhuijsen.nl/inschrijven-kennisblogs/
. ©alle rechten voorbehouden Hans Groenhuijsen, 2025.
. Alle artikelen en blogs, zie: https://www.hansgroenhuijsen.nl/4-fields/ o.a. over convergentie maar ook over
mobiliteit, “the car of the future”, over de grote trends, over China, Europa en de USA, over innovatie en veel meer
. Afbeeldingen : Pixabay