Historici kijken naar het verleden en vragen: wat zou er gebeurd zijn als…?”.
Managers kijken naar de toekomst en stellen de vraag: “wat gaat er gebeuren als…?”.

 

1.       Stel nu eens dat….

Vragen die historici (in de dop) en strategen in hoge mate bezig kunnen houden: “Wat zou er gebeuren als….” ,”stel nu eens dat….”. Historici stellen deze vraag in hun eigen domein, het verleden. De vraag is dan: “wat zou er zijn gebeurd als (niet)……? Daar kan je allerlei vragen bij bedenken.

Wat zou er zijn gebeurd als Julius Caesar, staand aan de oever van de rivier de Rubicon, die teerling anders had geworpen( kop of munt) en niet die rivier was overgetrokken? Terzijde moet worden opgemerkt dat sterk betwijfeld wordt of Caesar een teerling of iets dergelijks geworpen heeft, en vervolgens die kernachtige uitspraak heeft gedaan. Stel dat Willem van Oranje niet was vermoord?

Wat zou er zijn gebeurd als Chamberlain (Britse premier eind jaren ’30) niet die beroemde/beruchte appeasementpolitiek had gevolgd met als hoogtepunt “München 1938”? Chamberlain gaf in 1938 Sudetenland (een deel van Tsjecho-Slowakije) weg aan Hitler in ruil voor (wat later bleek, een zeer tijdelijke) vrede. Chamberlain werd bejubeld omdat hij de vrede zou hebben veilig gesteld, maar werd later verguisd met de kennis achteraf dat Hitler nooit zou stoppen, en Chamberlain dus belangen had lopen verkwanselen en Hitler de ruimte bood om verder te expanderen en kracht op te bouwen.

Je kan deze en vele andere vragen direct terzijde schuiven als irrelevant, want gedane zaken nemen nu eenmaal geen keer (Caesar trok de Rubicon over, Chamberlain vloog naar München). Sommige vragen zijn toch relevant, niet zozeer omdat ze een licht werpen op dat ene feit of die ene persoon an sich, maar vooral omdat die “what..if” hypothese een nieuw licht werpt op de setting/de context en in beeld kan brengen wat allemaal relevant was/is.

 

2.       Scenariodenken.

Een “What -if” redenering is daarmee een soort scenario-denken. Scenario-denken (scenarioplanning) gaat eigenlijk over de toekomst. Even simpel gezegd: je kijkt naar heden en toekomst, je brengt een aantal variabelen in kaart; je kiest 2 echt wezenlijke, fundamentele variabelen. Elke van deze variabelen ken je verschillende waarden toe. Door die variabelen en verschillende waarden te combineren, ontstaan er verschillende “beelden” van de toekomst.

Van belang is dat je echt nadenkt over die toekomst en niet wat lijntjes en trends doortrekt vanuit het heden; en het gaat hier niet om een glazen bol en een rondje voorspellen.
Historici  (althans diegenen die interesse hebben in de geschiedenis) stellen dus die “What if…”vraag m.b.t. het verleden, en zijn daarmee scenarioplanners achteraf.

 

3.       De toekomst voorspellen, de toekomst maken.

Strategen en bedrijfskundigen opereren in hun eigen domein, vooral de toekomst, met een beetje heden en een dosis verleden. Het verleden is hier een min of meer afgesloten hoofdstuk waarbij uiteraard wel kennis en inzicht in dat verleden is opgebouwd (en daarmee ook denken en handelen nu en in de toekomst deels is geprogrammeerd).

Je kunt als manager, als strateeg, verschillende kanten op.
Een bekende en nogal traditionele benadering is de extrapolatie. Met een selectieve waarneming worden wijze lessen uit dat verleden getrokken, worden de trends gedetecteerd, de patronen benoemd. De trend wordt doorgetrokken, en leidt linea recta naar een dus voorspelde toekomst. Veel planners en cockpit-denkers(mensen die denken dat je net als in een cockpit alles kan controleren met knoppen, metertjes, een stuurtje en een automatische piloot) gaan, nogal gelijk hebberig, niet uit van een vraag maar van een antwoord, een statement, met een 100% stelligheid. Dat lijkt onbelangrijk maar getuigt van een fundamenteel verschil in denken. Je stelt jezelf en anderen niet een vraag:“what if..” Maar je komt direct met een antwoord, een soort constatering: “if….. then…..”.
Daarmee wordt je dus vooral de voorspeller en degene die denkt dat hij de wereld kan plannen en maken. De wereld verandert wel maar is voorspelbaar en maakbaar. Dat geloof in modellen en kristallen bollen is inmiddels fors aangetast, en terecht.

De grote dynamiek in de wereld, de toenemende complexiteit en samenhang (veel disruptie zouden we nu zeggen), maken dat voorspellen tot een hachelijke zaak. Kort door de bocht: hierin lag een belangrijke reden om dat scenario-denken te introduceren. In de praktijk zoeken we dan toch vaak weer houvast in het bestaande, het heden, de feiten.
Het lijkt er op dat we inmiddels weer meer overtuigd raken van de mogelijkheid om te plannen, te voorspellen (en er dan voor te zorgen dat die voorspelling ook uitkomt) en de wereld naar onze hand te zetten. Data is het wondermiddel, technologie de drijvende kracht.

 

4.       Terug in de tijd.

Natuurlijk zijn er leuke maar vooral ook onzinnige “wat…als” vragen, bijvoorbeeld: wat zou er gebeurd zijn als Napoleon kruisraketten had gehad? Of Hitler over de atoombom had beschikt?
Of de beroemde aanslag op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand in Serajewo in 1914 (de aanleiding voor de eerste wereldoorlog) was mislukt?

Om even bij dat Serajewo te blijven: het bizarre is dat die aanslag aanvankelijk echt mislukte; één van de aanslagplegers kreeg bij toeval en onverwacht een tweede kans doordat er verwarring was ontstaan bij de chauffeurs van de auto’s in de stoet over de te volgen route. Zoals al eerder aangegeven duurde het na de moord op 28 juni nog een volle maand voordat de oorlog echt zou uitbreken. Veel soldaten dachten op dat moment dat ze met Kerst 1914 weer thuis zouden zijn. Het liep wat anders.

Zoals al aangegeven; de onafwendbaarheid van het conflict zat hem niet direct in de gebeurtenissen van dat moment maar zaten diep geworteld in de geschiedenis van laat 19de eeuw: industriële revoluties, de Duitse eenwording, de strijd over de hegemonie, de strijd over toegang tot koloniën, de wereldzeeën, economische expansie. En het had zijn wortels in het groeiende natiebesef, volk en vaderland, in complexe allianties en steunverklaringen tussen verschillende landen. De messen waren al geslepen. Zo wordt de vraag wat er zou zijn gebeurd als de aanslag was mislukt, toch een interessante. De conclusie zou dan kunnen zijn dat die eerste wereldoorlog er dan toch in een of andere vorm was gekomen met een andere aanleiding, op een andere tijdstip, en met een andere naam.

 

5.       Onzekerheid is wel leuk.

“What if” vragen hebben zo dus ook hun nut, lang leve de hypothese. Dergelijke vragen brengen in beeld dat het allemaal minder gesloten is en vastligt dan we wel eens geneigd zijn te denken. Een “wat als…”vraag geeft inzicht in de wisselwerking en structuur van een evenement, en vormt daarmee een mogelijke correctie op al teveel rechtlijnigheid en determinisme. En, altijd mooi en nuttig: “wat als” dwingt tot kritisch en creatief denken, is leuk en op een aangename (soms scherpe) manier speculatief.

Zo wordt onzekerheid dus leuk.

 

Hans Groenhuijsen, juni 2019.

 

Voor meer blogs en info:
https://www.hansgroenhuijsen.nl/category/blogs/
https://www.linkedin.com/in/4fieldshansgroenhuijsen/