Historici en managers reizen door de tijd.

 

Wat hebben die nu met elkaar te maken, die historici en managers? Historici en managers zijn beiden tijdreizigers; ze gaan in vliegende vaart door de 3 tijdsdimensies: verleden, heden en toekomst.

Hans Groenhuijsen
mei 2019

 

De historicus is bezig met vooral verleden en heden en denkt redelijk vrij, plaatst vraagtekens, formuleert hypothesen, verhaalt. De manager plaatst de uitroeptekens, maakt scherpe keuzes, beslist, en is bezig met heden en toekomst en maakt af en toe een uitstapje naar het verleden, en heeft een concrete taak/opdracht die moet worden uitgevoerd. De terugkijkende historicus en de vooruitkijkende manager kunnen van elkaar leren. Al is het maar dat ze beiden soms worstelen met het perspectief dat je hanteert, met jouw manier van kijken, beoordelen, rangschikken.

Zijn nu dat verleden, het heden en de toekomst drie afzonderlijke “tijden”? Of zijn ze juist sterk met elkaar verbonden?

Het heden is soms slechts de afsluiting van het verleden. Dat heden kan het referentiepunt bieden voor de historicus in zijn onderzoek. Voor de manager is “het hier en nu” waar het vaak over gaat, waar het soms teveel over gaat. In die context moet hij beslissen, managen, in actie komen, en tegelijk het verleden beoordelen vanuit een vaak beperkte financiële scope. En dat heden vormt het vertrekpunt naar de toekomst, biedt de basis voor die toekomst, en bepaalt de mogelijkheden en onmogelijkheden, juist doordat dit heden zo sterk is verbonden met het verleden. In die zin vormen de drie afzonderlijke tijdsdimensies eigenlijk ook een drie-eenheid, samenkomend in het heden.

1. historici in soorten en maten.

We kennen historici in allerlei soorten en maten. Soms lijkt (cultuur) pessimisme hoogtij te vieren. Dat zien we terug in de titels van grote historische werken zoals van Spengler (Untergang des Abendlandes), Fukuyama (the end of history), Huntington (The clash of civilizations). Bij verschillende historici is het denken in termen van de eindtijd duidelijk herkenbaar, of in de zin van een zich herhalende cyclus van opkomst/bloei/ondergang zoals bij Spengler, of in de zin van het echte definitieve einde.

Huntington stelde dat er niet langer meer sprake is van botsingen tussen ideologieën maar vooral van een clash tussen beschavingen, “a clash of civilizations”.

Bij Fukuyama (1992) gaat het meer om het einde van de geschiedenis in de zin van het einde van de ideologische evolutie van de mensheid. Er gebeurde veel in korte tijd. Wereldwijd kenden we een lange periode van vrede en welvaart. De USSR kwam aan zijn einde, het communisme was (leek) overal op zijn retour. Fukuyama noteerde: “What we may be witnessing is not just the end of the Cold War, or the passing of a particular period of post-war history, but the end of history as such: that is, the end point of mankind’s ideological evolution and the universalization of Western liberal democracy as the final form of human government”. We houden dus op met ideologische scherpslijperij en verklaren de Westerse liberale democratie tot de winnaar. Achter af zou je die Fukuyama kunnen betichten van de nodige arrogantie en van versimpeling van de werkelijkheid.

Misschien was in de laatste decennia van de 20ste eeuw dat kapitalisme en die democratie bezig aan een opmars, en zakte het communisme weg. Maar daarmee dan gelijk elke ideologische strijd als beëindigd beschouwen ging wel wat ver. Optimisten en dan vooral als groep met een sterke optimistische kijk op de wereld en (hoe paradoxaal) met een sterke ideologie en de overtuiging het gelijk aan de eigen kant te hebben, zijn blijven geloven in die vrije markt en liberale democratie.

Somberheid en pessimisme vieren hoogtij, soms. Je zou kunnen veronderstellen dat het de natuurlijke houding is van de mens: altijd op de hoede voor gevaar, voor ellende, altijd bezig met overleven. We zijn als mens gewoon beter in het onthouden van negatieve dingen.
Het goede is zo’n beetje de norm, je raakt er aan gewend.
Over de toekomst kunnen we eindeloos somberen, soms vanuit een oprechte zorg daarover, met hopelijk dan maar de power en de inzet om te verbeteren, onheil af te wenden etc. Pessimisme of beter bezorgdheid is dan niet negatief en verlammend maar vormt de impuls om te proberen het beter te doen.

Soms somberen we over de toekomst vanuit de onzekerheid over het nu en de overtuiging dat het heden ook al geen feest is, en het verleden eigenlijk ook een eindeloos tranendal was. Het leuke is dat we over die toekomst soms kunnen dromen, maar vaak ook donkere en apocalyptische beelden kunnen oproepen, zoals gebeurt in Science Fiction.

 

2. Managers zijn van alle tijden.

 Dan de management-wetenschap (met natuurlijk allerlei terreinen zoals economie, econometrie, organisatiekunde, marketing, psychologie….); een nog jonge wetenschap denk je op het eerste gezicht omdat de term management en vooral de grote bedrijven waar deze term op van toepassing werd verklaard, verschijnselen zijn die in de loop van de 20ste eeuw opkwamen. Maar natuurlijk waren er ook voor de 20ste eeuw organisaties in allerlei soorten en maten: niet alleen ondernemingen maar ook kerken, kloosters, legers, keizer-en koninkrijken. En natuurlijk werd er nagedacht over hoe dat dan allemaal te organiseren en besturen. Met een reeks aan instituties en instrumenten: bisdommen, leenheren, leenmannen, provincies, legioenen en cohorten, garnizoensplaatsen, de innige samenwerking tussen de heersers, tussen wereldlijke en kerkelijke macht, de hele adellijke fabriek. En natuurlijk waren er dus bazen en bovenbazen, waren er regenten en was er het voetvolk.

Maar even terug naar die management-wetenschap. Zo lang die gekoppeld was en is aan de geweldige vooruitgang van de wereld (welvaart, gezondheid, groei), kan het niet stuk. Natuurlijk worden de schaduwkanten gezien van diezelfde groei (scheve verdeling van welvaart en welzijn, overbevolking, vervuiling etc.). Maar zoals Fukuyama het einde van de geschiedenis benoemde en de definitieve overwinning van de liberale democratie, zo kon en kan ook de definitieve overwinning van het kapitalisme, de vrije markt, en de vrije ondernemingsgewijze productie worden afgekondigd, met natuurlijk wat mitigerende maatregelen en enkele correcties in de loop van de tijd.

En voor velen werd dit gedachtegoed het te volgen voorbeeld voor de wereld, bijna een soort exportartikel naar landen die nog niet de zegeningen van democratie en liberalisme genoten, maar met dat exporteren ging het nogal eens mis. Of de democratie werd gepredikt, terwijl het ging om een moderne vorm van kolonialisme en uitbreiding van invloedssferen, om een vorm van economisch imperialisme. Denk aan de talloze avonturen (vaak met de USA in een hoofdrol) in Zuid- en Midden-Amerika, in Azië of in het Midden-Oosten. Democratie en kapitalisme worden niet door iedereen evenzeer gewaardeerd, en er is geen “one size fits all”, niet één standaard recept voor de invoering van dat Westerse gedachtegoed.
Fukuyama kreeg dus niet helemaal gelijk. Liberale democratie is niet de logische en enig mogelijke uitkomst van de geschiedenis. De mismatch tussen dat denken en andere bouwstenen en elementen in een samenleving (bestuur, cultuur, economie, geloof, welvaart, natiebesef etc.) en de geschiedenis van die samenleving, bleek vaak groter dan vooraf gedacht.

De managers (en de daarbij horende wetenschap) waren en zijn de krijgers, de dragers van het succes, de iconen en de symbolen van succes en vooruitgang. Het kan niet stuk, zo lijkt het. Maar ook daar worden de scheurtjes zichtbaar.

Kritiek op die kapitalisten, op de ondernemers en op die managers is van alle tijden.
Natuurlijk vanuit een principiële en politiek-ideologische hoek (zeg maar de linkervleugel in de politiek) maar ook vanuit andere hoek. En het lijkt er op dat, hoezeer ondernemerschap ook wordt gewaardeerd door de aanstormende generaties, dat managen en organiseren volgens hen echt anders moet dan in het verleden, en ook anders kan. Nieuwe technologie, nieuwe economische en politieke verhoudingen, globalisering, digitalisering en verschuiving naar nieuwe business modellen, meer samenwerking tussen bedrijven, snelle opkomst (en vaak ook ondergang) van ondernemingen, continue push richting innovatie, hoog opleidingsniveau, andere eisen en verwachtingen t.a.v. werk: logge traditionele hiërarchische modellen voldoen niet meer; de wereld moet op zijn kop. Grote doorbraken, disruptieve veranderingen, liggen in het verschiet. Voor sommigen een doemscenario, een tocht langs een heilloze weg die al eerder was ingeslagen richting zo ongeveer het einde van de wereld. En voor anderen een mooie belofte, een nog betere toekomst voor een wereld die al heeft laten zien dat het allemaal beter kan en beter gaat.

De benadering van dat verleden moet meer inhouden dan wat vage romantische gevoelens en nostalgie. De wens om dat mooie verleden te restaureren is maar al te vaak vooral een uiting van de wens om in ieder geval dat ellendige heden te ontvluchten.
Alleen kijken naar het heden is de dood in de pot, en letterlijk uitzichtloos.
De blik naar voren naar die mooie gedroomde toekomst die ons als vanzelf ten deel valt, getuigt van optimisme maar kan evengoed voortvloeien uit een vurige wens om aan dat heden te ontkomen.

Kortom, we moeten anders kijken naar het verleden, naar het heden en naar de toekomst.

(wordt vervolgd). 

 

 

M: hans@hansgroenhuijsen.nl
I:  https://www.hansgroenhuijsen.nl
Linkedin: https://www.linkedin.com/in/4fieldshansgroenhuijsen/