In de week waarin de complete miljoenennota uitlekte, blijft het oorverdovend stil rond het klimaatakkoord. Logisch zou je zeggen, laat dat overleg in stilte plaats vinden. Maar het lag in de planning dat er juist deze week een eerste rapportage zou komen vanuit de klimaatclub. Je kon er op wachten. Zo gaat het vaak met gevoelige onderwerpen. In dit geval is het klimaatvraagstuk verdeeld over een aantal “tafels”; mobiliteit is er daar eentje van. Per tafel is het al lastig om tot conclusies te komen, laat staan als je over een groot aantal onderwerpen/tafels tot een zinvol en werkbaar plan wilt komen. Tegelijkertijd is de politiek op veel thema’s die dat akkoord raken, ook bezig in de aanloop naar de Troonrede en de eerste begroting van dit kabinet.
Als oorzaak van de vertraging wordt regelmatig het poldermodel genoemd: eindeloos praten, eindeloos compromissen proberen te sluiten, pappen en nathouden. Vaak wordt bij dat polderen gedacht aan harmonie als doel op zich, gekonkel in Haagse achterkamers en gemarchandeer binnen de politieke elite en de top van de oude “zuilen”. Maar het poldermodel in zijn zuiver vorm doet iets anders. De scherpte is er, we zien de verschillen en tegenstellingen in belangen, doelen en idealen, en expliciteren die ook. Tegelijk gaan we op zoek naar datgene wat ons bindt ( dat klinkt wel een beetje muf, maar dat terzijde) en slaan de brug. Al teveel ideologische scherpslijperij en egocentrisme vormen de bijl aan de voet van dit poldermodel. Partijen aan tafel zijn in hoge mate assertief en vertonen een grote bereidheid tot samenwerking om een gemeenschappelijke oplossing te vinden, verschillende benaderingswijzen te integreren. Langs deze lijn kwamen die polders en onze complete waterhuishouding er ooit.
Terug naar dat klimaatakkoord. Assertiviteit zal er ongetwijfeld zijn zo af en toe, maar er wordt toch ook een hoop maatschappelijk gewenste tekst geproduceerd. Voormalig SER-lid Klaas van Egmond spreekt hierover een scherp oordeel uit. Het klimaatakkoord wordt gesaboteerd in de polder. Veel partijen, het bedrijfsleven voorop, “stribbelen mee”: “dit voorstel moet nog eens worden uitgewerkt, nader onderzoek is nodig, dat is een goed idee maar…………”. Bereidheid tot samenwerking lijkt er te zijn en wordt gevisualiseerd door die ronde tafels, het gebruik van het woord “akkoord”; nogal voorbarig overigens, de wens lijkt hier de vader van de gedachte.
Al met al past dus het overlegcircus rondom het klimaatakkoord niet echt in de definitie van het poldermodel.
Terwijl het akkoord van Parijs (bijna 3 jaar oud) nog steeds uit de startblokken moet komen, lijken we hier met ons eigen klimaatakkoord dezelfde weg op te gaan. Dat we in de voorbereiding van dit akkoord met partijen in overleg gaan is OK; daar zit vaak de kennis, daar zit de kracht. Maar het gaat te ver om door dat hele proces heen zo ongeveer de goedkeuring op te halen en het initiatief neer te leggen bij bedrijfsleven (en burger).
Het Engelse gezegde is hier van toepassing: “You cannot expect a turkey to applaud Christmas”. Waarom zouden partijen akkoord gaan met iets dat hen geld gaat kosten en tot last wordt?
Het primaat zou moeten liggen bij de politiek, daar moeten de knopen worden doorgehakt. Zo lang we daar bezig zijn met statistieken, puntenwolken in grafieken, en quasi-nauwkeurige berekeningen van de koopkracht, lijkt dit een ijdele hoop.
september 2018.