Files zijn er al 65 jaar hier in Nederland. We accepteren het als een gegeven, maar ons gedrag wijst in een andere richting.
Hans Groenhuijsen
mei 2019
1. Files in de goeie ouwe tijd.
Dat is wel even geleden, die vrolijke filerijder. Om precies te zijn was het 29 mei 1955. Toen openbaarde zich de eerste grote file in Nederland met zo’n 50.000 auto’s. Het was Pinksteren, en grote stromen auto’s wrongen zich richting kust, Nederlanders maar ook veel Oosterburen. De mensen in de file vonden het allicht wel interessant en leuk en mensen langs de route (bermtoeristen) stonden vrolijk te zwaaien. Dat vrolijke is er wel af.
Hadden we in 1955 totaal rond 220.000 auto’s in Nederland, in 1994 waren dat er 5,5 miljoen en de langste file toen was 300 km. In 2018 zijn er 8,7 miljoen auto’s en is de langste file maar liefst 1135 km. De overheid geeft aan dat we voor de komende jaren (2019-2025) rekening moeten houden met een toename in reistijd van 35%.
2. Meer asfalt, grotere afstanden.
Al jaren blijkt dat meer asfalt maar ten dele en voor een beperkte tijd een oplossing biedt. Een vergroting van de capaciteit van een weg met 10% leidt binnen 5 jaar tot 5% extra autogebruik.
Een onderzoek naar nieuwe rijstroken tussen 2000 en 2012 concludeerde dat het aantal auto’s toenam met 16%, waarvan de helft echte nieuwkomers (die voorheen dus niet of anders reisden). Meer capaciteit leidt aanvankelijk tot betere doorstroming en minder files, waardoor mensen makkelijker overstappen naar de auto als vervoermiddel, en zo loopt die weg dus weer vol.
Er is nog een interessant mechanisme, de zogenaamde “constante van Cesare Marchetti”. Deze kwam tot de ontdekking dat door de geschiedenis heen de mens gemiddeld 1 uur per dag besteedt aan woon-werk verkeer. Minder file en betere doorstroming op een weg betekent dat je in dat uur dus een grotere afstand kunt afleggen. En dat vertaalt zich dus in een grotere afstand tussen werk en huis; mensen gaan verder van hun werk wonen omdat het daar rustiger, goedkoper etc. is, terwijl de reistijd dus op dat ene uur blijft zitten (totdat hele volksstammen gaan verhuizen, de weg volloopt en de reistijd toeneemt).
De trein biedt een schoon alternatief (mooi en letterlijk schoon) maar ook hier is de capaciteit van treinen, sporen, stations etc. beperkt. Bedenk dat als 10% van de automobilisten zou overstappen naar de trein, de capaciteit van die modaliteit zou moeten worden verdubbeld.
3. Oplaaiende emoties.
Dat autorijden en zeker dat filerijden maakt ook wat los bij de automobilist. De automobilist lijkt files maar gewoon te accepteren als een “fact of life” maar gedrag laat wat anders zien. De auto is een soort cocon (u herinnert zich nog die term “cocooning”, lekker knus aanrommelen), waarin de automobilist zich veilig waant (ik ben de beste chauffeur), en zich onbespied waant (ongegeneerd gapen, neus peuteren en andere handelingen die beter in de privé sfeer kunnen blijven). De auto wordt een territorium met alle bijkomende (lagere) driften en met het recht tot ultieme verdediging, en tot volledige dominantie t.o.v. andere weggebruikers. Dat gaat gepaard met agressie op zich maar wordt versterkt doordat de auto en het rijden daarin ook nog eens de uitlaatklep zijn voor elders reeds opgebouwde woede en frustratie.
We accepteren dus (met allerlei bijwerkingen) dat we in de file staan; sterker nog; in veel gevallen weten we vrijwel zeker waar en wanneer we in die file belanden. Maar we nemen dat voor lief inclusief de echte onverwachte files, zo lang we maar in die eigen omgeving zitten (de eigen auto en niet een bus trein van iemand anders met, echt eng, allemaal vreemde, vieze stinkende mensen) met onze eigen muziek, sigaret, telefoon en andere genotsmiddelen en afleidende technologie.
En we nemen met leedvermaak kennis van het feit dat het Openbaar Vervoer hedenochtend veel vertraging kende door stakingen, een aanrijding met een persoon, kapotte bovenleidingen, bevroren wissels etc. Neem van mij aan dat de betrouwbaarheid van het OV redelijk in orde is; in ieder geval heb ik nooit op een traject gereisd waar je met 100% garantie op vertragingen stuit (iets dat we dus dagelijks met de auto wel accepteren).
4. Weten hoe het (niet) moet.
We weten zo goed hoe je met verkeer moet omgaan maar handelen dus 180 graden anders. We gaan van baan wisselen, gaan woest accelereren en afremmen, rijden het gat met de voorganger compleet dicht, gaan schelden, het stuur eens flink op zijn donder geven. Al dit gedrag, snelheidsverschillen en de onmogelijkheid om te “ritsen” (waarom zou ik die asociale gek er tussen laten; iemand er tussen laten is voor watjes), en woest knipperende remlichten, leiden tot meer files en meer ellende.
Kalm blijven lijkt dus een goed advies, maar al te veel in de relax modus is ook weer niet goed (tenzij ADAS al dat gedoe gaat overnemen of jou juist scherp en alert houdt). Teveel relax kan leiden tot minder oplettendheid, trager reageren, “gaten laten vallen” ofwel afstand t.o.v. de voorligger. En dat leidt allemaal weer tot boosheid en verkeerd gedrag bij andere automobilisten.
5. De toekomst?
Meer OV, schonere auto’s, meer autodelen, multimodaal reizen?
Leidt autonoom rijden tot minder files, minder aanrijdingen (en dus minder oponthoud)?
Of gaan er juist nog veel meer mensen per auto reizen (via ride/car sharing), staan auto’s minder stil, vragen minder parkeerruimte? In een volgend artikel zal ik ingaan op deze vragen.
Sterkte straks in de file.