Topmanagers zijn topsporters?
Toen we ooit collectief besloten om een deel van ons werkend, althans betaalde, leven door te brengen op congressen, groeide ook de stroom van sprekers en inleiders die, vaak als luchtig onderdeel van een verder saai programma, iets kwamen vertellen over topsport. Topsporters zelf, trainers en coaches rolden over elkaar heen om toch vooral de sterke metafoor mee te geven aan de zaal. Vanzelfsprekend waren en zijn er veel overeenkomsten tussen de sport en het bedrijfsleven, tussen die topcoach en de topmanager, zo was de veronderstelling.
Zonder twijfel zijn wijze lessen te trekken uit de ervaringen van de echte toppers maar topsport bedrijven of een topcoach zijn impliceert wat meer dan de vaste obligate goed bedoelde adviezen als: je moet willen winnen, het gaat om het team en de dienstbaarheid aan het team, het is gewoon hard werken en vraagt grote offers, sterke focus is nodig, verdiep je in je tegenstander, ken jezelf, etc.Een hele mooie in dit verband is van Roland Vergeer (ooit topschaatser) die in een interview (niet bedoeld als advies overigens) zijn matige prestaties op een kampioenschap verklaarde met de fraaie wijsheid: “ik communiceerde vandaag niet goed met het ijs”. Kijk, daar kan je als manager wat mee.
Terug naar die sportmetafoor. Ook hier ligt het misbruik op de loer. In de sport gaat het lijkt mij om de eigen prestatie zelf die een kick geeft maar toch vooral om het winnen, het verslaan van een tegenstander. In een onderneming gaat het vooral om de langdurige inspanning om als onderneming succesvol te worden en te blijven, waarbij het verslaan van de concurrent eerder een gevolg is van de eigen kracht en succes maar niet een doel op zich. Voordat je het weet, raak je verstrikt in het toepassen van deze metafoor op je eigen bedrijf.
Nog een uiting van ongepast gebruik: “jullie zijn allemaal nullen”. In nogal wat situaties wordt, vooral rondom herstructureringen en sanering, gesproken over rugnummers; voor de duidelijkheid: die sterke topcoach/manager doelt daarmee op zijn eigen personeel. Een sportverslaggever die alleen rugnummers noemt in zijn verslag is doodsaai en nietszeggend en minacht spelers en kijker.
Een trainer die over zijn spelers praat zonder namen maar met nummers, heeft zijn langste tijd gehad, en terecht. Een manager die in deze termen praat, is ergens onderweg blijven hangen en nadert met rasse schreden de houdbaarheidsdatum (hoewel vanuit ander perspectief wordt die zelfde manager die koele en scherpe saneerder die zo goed afstand neemt van…). Frappante uitzondering was Rinus Michels. Vrij kort na zijn aantreden als trainer bij Ajax heeft hij een tijd lang de spelers uit het eerste team aangesproken met nummers. Het ging om de prestatie, de discipline, de organisatie en er zaten geen mensen achter. Hij presteerde het om nog een stap verder te gaan aldus Piet Keizer (topper bij Ajax in die dagen): Michels gaf op een goed moment zelfs geen nummers meer onder het motto:”jullie zijn allemaal nullen”. Bij Michels was er ongetwijfeld geen sprake van een kortzichtig mechanisch beeld van de werkelijkheid, van minachting van de mens en van de speler. Hij wilde meer een soort shocktherapie toepassen. In diezelfde periode coachte hij de spelers individueel , zowel technisch als in persoonlijke ontwikkeling en behandelde dus zijn mannen wel degelijk als medemens in plaats van nummer. Kom daar maar eens om in veel organisaties.
Hans Groenhuijsen, juni 2016.