Theoretisch ? nee dus. Denk eens aan de bijna onaantastbare dominantie van de militaire, of erger nog, oorlogsmetafoor in organisatieland, met name als het gaat over strategie. Alle termen die je maar kan bedenken zijn daarmee gemeengoed geworden: veroveren, verdedigen, aanvallen, bewapening, marsorders, rekruten, de “rank and file”, tactiek, de tegenstander, de frontale aanval, de guerrilla-aanval etc.. Het is opvallend dat het woord “verliezen” niet voorkomt maar die term was bij militairen ook al niet erg populair.

Calculerende generaals en krijgshaftige politici.
Het is overigens opvallend dat van dat leger in zekere zin ook weer een karikatuur wordt gemaakt. Vaak zijn het de politici die krijgshaftiger en agressiever zijn dan de legerleiding zelf (recent bijvoorbeeld Bush/Rumsfeld/Cheney versus Franks en Powell). Misschien zijn het juist die politici die geloven in de uitspraak van von Clausewitz dat oorlog een voortzetting is van politiek met andere middelen. Wellicht dat juist politici geloven in de maakbaarheid, en denken dat met die ene veldslag victorie kan worden gekraaid, de oorlog gewonnen is voordat die goed en wel is begonnen. Generaals weten (soms) dat het verstandig kan zijn om de directe confrontatie uit de weg te gaan. Strategie blijkt vaak slechts houdbaar tot de eerste confrontatie; een breed scala aan factoren kan grote invloed hebben op de kans op winst of verlies. Als geen ander kennen ze de dilemma’s van de oorlog (inherent aan strategie), en ze kennen het verschil tussen het winnen van een veldslag(tactisch niveau) en het winnen van een oorlog (strategisch niveau). Daar bovenuit stijgt dan nog “de grand strategy”: het bereiken van het hogere doel, het echte doel: wereldvrede, vrijheid, gelijkheid. En tot slot weten generaals heel goed dat oorlog bloedig is, altijd. In die zin klopt dan het beeld dat leiders in het bedrijfsleven hebben van dat leger eigenlijk niet: “ik val aan, volg mij” en machogedrag staan vaak verder af van de doorsnee officier dan vaak gedacht.

Het leger: lekker simpel.
Wat maakt die militaire metafoor zo aantrekkelijk ? De legermetafoor heeft een rijke historie. Samen met de kerk vormt het leger een oeroud instituut. Logisch dus dat in later jaren bij het denken over organisaties, dat leger weer opduikt als inspiratiebron en beeldspraak. De (ogenschijnlijke) eenvoud en rechtlijnigheid van de legerorganisatie is attractief en bovenal: de legerorganisatie an sich en als beeldspraak geeft daarmee structuur en richting aan mensen die graag onzekerheid en wanorde reduceren. Het leger werkt nu eenmaal (en dit is niet negatief bedoeld) met een relatief beperkte scope, een beperkte set van oplossingen en een beperkte variatie in organisatiestructurering. Overigens wordt vaak sterk overschat in welke mate het leger als een strikt top-down bedrijf wordt geleid. Juist in het leger is, tijdens oefeningen en vooral tijdens gevechtshandelingen, gebleken hoe belangrijk de “vrije” beleidsruimte te velde kan zijn, uiteraard binnen zeer stringente definities over doelstelling, nut en noodzaak en binnen nauw gedefinieerde grenzen over operatie en uitvoering (tot lachwekkende beschrijvingen zoals “hoe graaf ik een schuttersput met op de bodem een aflopend gangetje ter lengte van een onderarm waarin je een granaat die onverhoopt in jouw putje valt, kunt schoppen ”). Het leger bestempelen als een bottom-up gestuurde empowerment gedreven organisatie avant la lettre gaat te ver, maar elementen zijn zonder meer herkenbaar.

“I love the smell of napalm”.
Nog een stap verder: de militaire metafoor oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op autoritaire mensen en die tref je in leger en in veel ondernemingen nu eenmaal veel aan.
En last but not least: het leger roept romantische beelden op, het gaat over moed, heldhaftigheid, de zege, de grote leiders (ik val aan, volg mij). Verschillende overwegingen en emoties wisselen elkaar af, uitkijkend over bijvoorbeeld het slagveld bij Waterloo, de invasiestranden in Normandiё of de oude Oder/Neisse grens: afgrijzen, verbijstering, (willen) begrijpen, betekenis, maar ook de (valse) romantiek, kanongebulder, fluitende kogels, de overwinning die lonkt. Robert Duvall ( in de film “Apocalypse now”van Coppola) hield van de oorlog en de romantiek: “I love the smell of napalm in the morning; it smells like victory”, en vatte daarmee in één zin het beeld dat van de Vietnam-oorlog (en veel andere conflicten) is blijven hangen: mannen, jongens, in een oorlog ver van huis, de macht van de technologie, de hardheid, de (fictie van) de maakbaarheid van het succes en de overwinning.

Managers op het schild geheven.
De organisatie wordt gevormd naar die militaire metafoor (denk aan de klassieke hiërarchische productieorganisatie) en leiders gaan zich bijna als generaals en veldheren gedragen, een enkeling krijgt zelfs keizerlijke of koninklijke trekjes. Lachwekkend in veel gevallen maar ook triest, buiten de werkelijkheid en bij tijd en wijle destructief. Veel namen kunnen op dit lijstje worden gezet, deels uit die ouderwetse 20ste eeuw maar ook velen uit de recente geschiedenis. Ongenuanceerd misschien, maar denk eens aan beelden van Cees van der Hoeven bij Ahold met zijn eigen hofhouding (dream team of warlords); Votron van Fortis die kort na de deal met het bankentrio in zomer 2007 voor het eerst binnenschrijdt bij de ABN AMRO op de Zuid-as.
Hij neemt zijn eigen hofhouding mee en wordt ontvangen door de ABN AMRO hofhouding (en die waren al wat gewend met Groenink en een aantal illustere voorgangers); de lakeien en saluutschoten ontbraken nog net. Pikant dat diezelfde Votron in het verleden was vertrokken bij ABN AMRO omdat de weg naar de Raad van Bestuur werd geblokkeerd. (wat een mensenkennis daar op de Zuidas zou je achteraf zeggen). En denk aan hele busladingen met Wallstreet-types over de hele wereld die dachten dat ze als een soort Gordon Gekko (film “Wall Street” uit 1987) in het kwadraat de wereld aan hun voeten hadden en nu de rekening gepresenteerd krijgen, en aan anderen presenteren, voor het falen van het ongebreidelde flit-flits kapitalisme. Veel van deze bazen, generaals en koningen-in-de-dop, stonden natuurlijk voor hun eigen tent, het logo of wapen van hun bedrijf (denk aan het schild van ABN AMRO). Heimelijk droomden ze zeer waarschijnlijk in heraldieke termen: hun eigen persoonlijke wapen prominent naast of in plaats van het company-logo.

Een wapen, keurig onderverdeeld in 4 “kwartieren” en daarmee zijn we weer terug bij die matrix, de 20ste eeuwse versie van dat mooie middeleeuwse schild.

Lang leve de stier (bull) als symbool van de stijgende aandelenmarkt, lang (of liever kort) leve de beer(bear) als symbool van een dalende markt, lang leve de greenbacks (dollars) en vooral: lang leve IK.

Hans Groenhuijsen, 2009.