De behoefte aan mobiliteit, vertaald in een auto, blijft maar verandert wel. Dus verandert die auto.

1. De pyramide van Maslow.

Maslow schreef ooit over (consumenten)behoeften en dat leidde tot de beroemde Maslow Pyramide (A. Maslow, A theory of human motivation, 1943). Volgens Maslow wordt de motivatie om iets te doen bepaald door behoeften. En die behoeften kennen een zekere hiërarchie. Dat begint met de primaire basisbehoefte aan eten en drinken, gevolgd door veiligheid, geborgenheid en vriendschap, waardering en tot slot (zelf)ontplooiing. Alweer volgens Maslow doorloopt de mens dit model volgtijdelijk. Pas als je bijvoorbeeld voldoende voedsel en water hebt, kan je je gaan druk maken over de behoeften op het volgende niveau, veiligheid en geborgenheid etc. De behoeften uit eerdere fasen verdwijnen niet uit beeld; ze blijven relevant en vragen om voortdurende vervulling, maar ze zijn vanzelfsprekend geworden.

2. De drijvende kracht achter mobiliteit.

Ook bij de auto kan je, met enige fantasie, verschillende motieven en behoeftes onderscheiden in zo’n 125 jaar geschiedenis. We kunnen nog verder teruggaan en het hebben over mobiliteit, mensen die zich vervoeren van A naar B: te voet, te paard, op een kar, in een koets etc. Mobiliteit begon met een basisbehoefte, namelijk de behoefte om je te verplaatsen. Een behoefte die sterk te maken had met de noodzaak voor onze voorvaderen om voedsel te zoeken (nomadisch bestaan), te jagen, te vluchten etc. Kijkend naar de trein en de auto ging het hier vanaf de 18de eeuw vooral om mogelijkheden over langere afstanden goederen te transporteren, mensen te vervoeren (werk, privé), mobiliteit in redelijk primitieve vorm. In de pioniersfase van de auto later in de 19de eeuw, draait het vooral om de technologie, de aandrijving, de besturing, het op de weg zetten en houden van een auto. Qua vormgeving e.d. is die auto dan nog een koets zonder paard. Natuurlijk wordt die auto al gebruikt voor vervoer, functioneel dus; maar het gaat vooral om de uitdaging, de techniek, de sport. De auto is een exclusief ding, voorbehouden aan een klein aantal consumenten.

3. We willen meer en we krijgen meer.

Daarna gaat het hard. Techniek ontwikkelt zich snel, de prijs gaat omlaag, de auto wordt een massaproduct voor de massa. Vanaf dit punt zien we dat die hiërarchie in behoeften zich ontwikkelt. Aanvankelijk dient die auto de basisbehoefte aan verplaatsing/mobiliteit: de auto is een nogal spartaans geval met een bescheiden vermogen en weinig comfort. Maar al snel komt er meer differentiatie. Daar zat het verschil tussen Henry Ford van Ford (logisch) en Sloan van GM. Ford bouwde een standaard T-Ford voor de massa, Sloan begon met meerdere merken te ontwikkelen, verschillende uitvoeringen en accessoires. Er komt geleidelijk aandacht voor comfort, luxe, vormgeving. Maar de markt raakt logischerwijs verdeeld. Voor de bovenkant van de markt zien we de grote zware auto’s met relatief veel luxe, veel cylinders en vermogen. Meer naar de onderkant van de markt is een groot deel van de consumenten nog niet in staat om een auto te kopen; zij zijn (het klinkt wat cynisch) nog bezig om in de Maslow-pyramide te vechten voor werk, voedsel en een dak boven het hoofd. En als ze een auto kopen, dan is het nog steeds dat simpele ding op 4 wielen: de T-Ford, later de VW(Kever), Opel etc. De ontwikkeling gaat verder, met steeds meer differentiatie. Maar de rode draad is wel dat er geleidelijk meer aandacht komt voor veiligheid (daar zijn we nog niet klaar mee), comfort en luxe.

4. We willen er bij horen.

De auto wordt een middel om familiebanden en vriendschappen te versterken, om te ontspannen (wie weet het nog: zondagmiddag een ritje met oma in de auto, jaren 50 en 60). En die auto is daar steeds meer onmisbaar in. Traditionele leefpatronen zijn vanuit die 19de eeuw al lang doorbroken: verstedelijking en industrialisatie, grotere afstand woon-werk etc. maken die auto tot iets onmisbaars. En wat voor de rijken der aarde al eerder gold, wordt nu gemeengoed: de auto is er niet alleen vanwege zijn functionaliteit (vervoer), maar wordt iets om op zich te begeren. Het wordt vanuit ontwerp gezien een “thing of beauty”. Het wordt een ding dat iets zegt over jouw goede smaak, jouw welvaart, jouw vermogen om met nieuwe ontwikkelingen mee te gaan. En er ontstaat een paradox: de auto wordt aan de ene kant een ding om je mee te onderscheiden; en aan de andere kant is de auto een middel om te laten zien dat je juist ergens bij hoort, bij een bepaalde groep (bij jouw “peer group”). De auto wordt een statussymbool kortom.

5. We willen anders en beter.

In de “hoogste” fase van ontplooiing verandert dit. Hier gaat het in hele kleine stapjes minder om die auto zelf, maar draait het wat meer om de betekenis en de impact (negatieve impact maar ook de positieve waarde ervan) van de auto. We willen die auto wel maar willen ook dat problemen worden opgelost. Deels praktische problemen waar we zelf last van hebben maar ook de “grote” maatschappelijke problemen die voor ons en voor volgende generaties moeten worden opgelost. De auto is niet meer een ding op zichzelf met een wat egocentrische eigenaar/bestuurder. Maar de auto is verbonden met de wereld (connectivity plus, internet of things), een onderdeel van een breder mobiliteitssysteem. En de berijder ? Die denkt niet alleen meer aan zichzelf, maar ook aan het collectief belang, aan de langere termijn (waarbij de grootste prikkel tot ander gedrag overigens nog steeds loopt via de portemonnee).

Maar tegelijk neemt die al genoemde differentiatie toe.
De auto wordt voor sommigen behalve een mooi ding en een bevestiging van status en imago, ook een kwestie van nostalgie, good old times en oldtimers, de geur van olie, leer en uitlaatgassen. En dat betekent dat de auto ook nog eens beleggingsobject wordt. Als die oude auto al rijdt, dan is het vooral het rijden op zich dat een kick geeft; het puur functionele (vervoer van A naar B) is hier nauwelijks relevant. Voor anderen wordt de auto een redelijk functioneel object: vervoermiddel met een redelijke mate van comfort en veiligheid etc. Nog een stap verder is die functie dominant, vervoer dus en zijn we terug bij AF. Het gaat om het nut en het gebruik, niks meer en niks minder. Auto’s kunnen, zeker voor stedelijk gebruik, kleiner/zuiniger/schoner worden. En daarmee verschuiven dus al die elementen die bijdragen aan het plezier van eigendom, aan status en imago e.d. wat naar de achtergrond. Nieuwe technologie komt dan meer in beeld. Denk aan de door menig petrol head verfoeide elektrische auto, de zelfrijdende auto, of denk aan de “nachtmerrie” die car sharing heet.

6. Petrol heads en valley nerds.

Het lastige in de discussie is vaak dat de petrol heads denken dat hen binnen no time het speelgoed wordt ontnomen (de benzine auto met een stuur) en dat rijden in een autonome elektrische auto een verschrikking is en een sprookje van linkse dagdromers. En de valley nerds (de mensen die houden van technologie en business modellen uit Silicon Valley) denken dat als we niet heel snel massaal overgaan op elektrisch en autonoom en sharing, het einde van de wereld nabij is. De werkelijkheid is genuanceerder. Er blijft nog heel lang ruimte voor beiden. De overgang naar elektrisch etc. verloopt geleidelijk. De auto van de toekomst is geen gedrocht maar zal in hoge mate niet alleen functionaliteit bieden maar ook fun/ kick/Freude am Fahren (anders dan die handgeschakelde 6 -cylinder uit 1958, dat wel). De variatie in auto’s blijft en zal eerder groter worden dan kleiner. Je hebt dus met het kopen van een auto, en nog meer met delen van auto’s, een eindeloze keuze.

7. En de boodschap is…..

We verwachten steeds meer van de auto, steeds meer behoeften moeten worden vervuld. Soms keren we ook terug naar de essentie in mobiliteit, naar de kale functionaliteit van de auto.
Diversiteit neemt toe, zowel in vraag als in aanbod. “Back to the past” is niet realistisch; “paard en wagen” en de walmende ouderwetse verbrandingsmotor zijn gepasseerde stations. Functionaliteit van auto’s wordt belangrijker, maar al die oude waarden (imago, aanzien, de fun en de kick) blijven
van belang; alleen zullen ze voor een belangrijk deel op een nieuwe manier worden ingevuld. Nieuwe mogelijkheden en services bieden op een andere manier toegevoegde waarde voor de consument.

september 2017.